Je bent oud als...
Tante Hannie naar je zwaaide.
De bakker nog aan de deur kwam.
Je een liter melk los kon kopen.
Je bij Jamin een dubbeldik ijsje kocht voor een duppie.
Maandag bij jullie thuis nog wasdag was.
Je salaris nog in een loonzakje werd uitbetaald.
Je Ard en Keessie hebt zien schaatsen.
Je op vrijdag in de teil gewassen werd.
Je Ko van Dijk nog hebt zien spelen.
Je twee twee keer per week de zinken vuilnisemmer buiten zette.
Je nog zondagse kleren hebt gedragen.
Je ouders een voorraad aardappels voor de winter insloegen.
Je nog op de mulo of de hbs hebt gezeten.
Je nog op de pof mocht winkelen.
Er nog een draaischijf op jouw telefoon zat.
Jouw kinderen nog katoenen luiers droegen.
Je nog op een Kreidler, Zundapp of Puch hebt gereden.
Je nog op rolschaatsen met vier wielen hebt gereden.
Bij jou thuis nog een kolenboer eens per jaar eierkolen, cokes of briketten kwam brengen.
Je geld nog bij de Post, Cheque en Girodienst stond.
Je nog zakjes chips at waar een blauw zakje met zout was bijgesloten.
Je ophield met voetballen als een politieagent de straat in kwam fietsen.
Je zilverpapier spaarde voor de missie/zending.
Je melk in flessen met zilveren doppen kocht.
Je Nederland in de finale van het WK voetbal hebt zien spelen.
Je 's avonds bij een glaasje ranja of prik pinda's mocht doppen boven een krant.
Je Den Uyl nog hebt gekend.
Je nog zonder gsm de deur uit ging.
Je een zak patat voor een kwartje hebt gekocht.
Je op Bazooka kauwgom hebt gekauwd.
Je Nederland het Eurovisie Songfestival hebt zien winnen.
Je nog naar zwart-wit televisie hebt gekeken.
Je moeder elke vrijdag de stoep schrobde.
Je stapavond 's avonds om 8 uur begon en je voor 1 uur 's nachts thuis moest zijn.